Leren van de praktijk. Leren van de wetenschap. Lees hoe Sharehouse mensen uit verschillende hoeken bij elkaar brengt.
Deze chroniek is geschreven door onze Sharehouse Chroniqueur, Fietje Vaas.
Sharehouse, de eerste helft
Sharehouse is een living lab waar onderzoek gedaan en kennis gedeeld wordt. Het gaat om kennis over onderwijs, technologie en werk in de sector logistiek. Dat zorgt voor innovatie in logistiek onderwijs, voor duurzaam en productief werk en voor ‘state of the art’ warehouse logistiek. Meer concreet heeft Sharehouse drie functies, die je als volgt kunt beschrijven.
Ten eerste biedt Sharehouse ruimte voor bedrijven om te experimenteren met technologie. Denk aan automated guided vehicles, virtual/augmented reality, wearables en cobots. Ten tweede creëert Sharehouse een open leeromgeving voor studenten en grote, middelgrote en kleine bedrijven. En ten derde stimuleert Sharehouse duurzame samenwerking (bij leren, experimenteren en onderzoeken) in publieke en private learning communities. Het betreft dan samenwerking tussen logistieke bedrijven, technologie leveranciers, onderzoekers, beleidsmakers en onderwijs (MBO, HBO, WO).
Het Sharehouse-project is eind 2019 van start gegaan en het duurt tot eind 2023. We zijn dus bijna op de helft. In het opleidingsinstituut STC aan de Waalhaven in Rotterdam is het Sharehouse-lab ingericht en grotendeels geoutilleerd. (Zie voor een impressie het filmpje over het Sharehouselab)
Maar…… kort na de start, begon in maart 2020, de periode van lockdowns en andere corona-maatregelen, die tot nu toe voor veel beperkingen zorgde. Mensen van logistieke bedrijven konden niet of nauwelijks het lab bezoeken. De studenten zaten thuis achter hun scherm en dat gold ook voor de technologieleveranciers, de onderzoekers en de beleidsmakers. Wel troffen ze elkaar op dat scherm veel en vaak aan als docent of voor een kennisuitwisseling in vergaderingen of webinars, via MS-Teams of Zoom.
Die eerste helft, betekende dus spelen met de handen op de rug. Dit stuk gaat daarom over ‘wat er wél kon, wat wél is gedaan en wat wél is bereikt’.
Het lab
Er is een Warehouselab gerealiseerd in het STC aan de Waalhaven in Rotterdam. Hier is ruimte voor onderzoek en experimenten, voor demonstratie en training en voor ontmoeting en inspiratie. De ruimtes in het lab voldoen aan de eisen die door de diverse partners en trekkers van de werkpakketten werden gesteld, bij aanvang van Sharehouse. Die eisen vormen samen het Programma van Eisen (PVE). Dat PVE was december 2019 al klaar; architecten konden aan de slag en zijn inmiddels ook klaar.
Cantor Versluis trekt vanuit het STC aan de bouw van het lab. Hij vertelt dat door diverse partners werd gepleit voor een flexibele en open inrichting van de ruimtes en het op algemeen niveau aanbrengen van voorzieningen zoals elektriciteit en internet. Je wilt immers experimenteren.
De realisatie van zo’n lab bleek niet alleen een kwestie van eisen stellen aan de ruimte en inrichting en dat fysiek waarmaken. Er komt heel veel regel- en administratief werk bij kijken met juridische aspecten. Dat heeft Marieke van den Tooren, trekker namens TNO, ervaren. Er moest een Beheersplan komen, waarin een model-gebruikersovereenkomst, huisregels, afspraken over budgetten en beheerderstaken.
In de zomer van 2020 zou er een grote opening van het lab plaatsvinden. Daar zouden naast de partners ook veel andere bedrijven voor worden uitgenodigd om inspiratie te komen opdoen. Maar het kon niet doorgaan.
In september/oktober 2020 hebben collega’s van de Erasmus Universiteit nog wel een start gemaakt met een experiment met een reachtruck-simulator. Dat werd met studenten als gebruikers uitgevoerd. Maar ook dat moest tijdelijk worden stilgelegd al was het alleen maar omdat er geen studenten meer op het STC konden komen.
Op het to-do-lijstje van de trekkers van dit deelproject, staat nog het maken van een ‘transferable concept’ voor een living lab. Met zo’n overdraagbaar concept kunnen collega’s die elders zo’n lab willen opzetten, profiteren van de ervaringen die hier zijn opgedaan. Maar om dat concept op te kunnen stellen, moet je wel de ervaringen van gebruikers van het lab kunnen meenemen en die ontbreken nu nog. Hiervoor zaten de handen dus nog even op de rug gebonden.
Het contact met bedrijven is ondanks alles heel goed gebleven; af en toe komen ze ook al vast even kijken, één voor één.
Experimenten mens-machine interactie
Het Warehouselab biedt een uitgelezen ruimte voor experimenteren. Er zijn ruimtes die makkelijk op maat te maken zijn én er zijn proefpersonen: studenten. Tenminste …. in normale tijden.
Onderzoekers Mahsa Alirezaei, Jelle de Vries en René de Koster van de Erasmus Universiteit deden wél een eerste experiment, het is hierboven al opgemerkt. Uiteindelijk 100 studenten voerden opdrachten uit met de simulator van een reachtruck, virtueel reëel. (Zie het filmpje). Zo’n VR-bril wordt door bedrijven wel gebruikt in trainingen. Met dit experiment wordt onderzocht wat de invloed is van diverse werk-instructies op de prestaties van de werkende en hun werkplezier. ‘Doorwerken!’ of ’Werk sneller, tijd is geld’ of ‘Houd je de veiligheidsvoorschriften goed in acht?’, dat soort aanmoedigingen. Dat wordt dan vergeleken met de prestaties van proefpersonen die geen extra instructies kregen. De onderzoekers willen ook weten of er verschillen zijn tussen mensen die qua persoonskenmerken verschillen.
Het experiment moest tijdelijk worden stilgelegd, toen het STC helemaal dicht ging. Maar er zijn al enige bevindingen waar de onderzoekers mee verder kunnen. Zo’n simulator, VR bril, zorgt voor vele uitdagingen. Het is realistisch maar ook vreemd. Hij leidt soms tot vreemde bewegingen van de gebruiker en sommigen worden er misselijk van. In het vervolg van het experiment gaan de onderzoekers daarom ook de stress bij proefpersonen meten, bijvoorbeeld met een hartslagmeter.
Kun je zo maar een technologie, een robot, een VR-bril inzetten of moet je naar een optimale manier van samenwerking tussen mens en machine zoeken, rekening houdend met het gedrag van mensen? Daar gaat het om bij dit experiment. En er zijn nog twee experimenten voorzien op dit gebied.
Die konden nog niet worden uitgevoerd. Maar er zijn wel voorbereidingen voor getroffen.
Het tweede voorgenomen experiment is een vervolg op een eerder onderzoek van deze Erasmus-onderzoekers. Het betreft de samenwerking tussen de order picker en een Automated Guided Vehicle (AGV). Wat zijn de effecten als de AGV de order picker leidt en wat gebeurt er in het omgekeerde geval? In de laatste situatie leidt de order picker de AGV vanaf een pols-monitor. Bij gebrek aan studenten moest het experiment worden uitgesteld. De onderzoekers hebben wel aan de hand van wiskundige modellen hun opzet nog verbeterd en vervolgstappen bedacht.
Het derde experiment wordt door Frank Krause en collega’s van TNO voorbereid. Het gaat om het werken met een actief exoskelet. Dat is een soort op het lijf draagbare robot. In dit geval ondersteunt het exoskelet de mens bij tilwerk en voorovergebogen houdingen. De meeste exoskeletten hebben nog geen motoren. In het ook hierboven gelinkte filmpje wordt zo’n passief exoskelet gedemonstreerd.
Een goed en op de juiste manier gebruikt exoskelet kan de fysieke belasting van rug, nek, armen en schouders met wel 50% verminderen, zegt Frank. Dat werkt vooral goed bij monotone taken. Maar de meeste taken hebben variatie en juist die variatie werkt vaak niet in het voordeel van exoskeletten omdat ze ook bewegingen kunnen tegenwerken. Gebeurt dat te vaak, dan wil niemand ze dragen. Van actieve exoskeletten wordt veel verwacht. Zij kunnen die variatie hopelijk beter aan door zich aan de situatie aan te passen. Maar dan moeten we wel weten wat de gebruiker gaat doen. Met een prototype van zo’n actief exoskelet, in ontwikkeling bij IIT in Genua, zullen Krause en collega’s in het Sharehouselab gaan experimenteren. De vraag daarbij is hoe in de interactie tussen uitvoerder en exoskelet, de benodigde tegenkracht gevarieerd kan worden ter ondersteuning van variabele taken. Het actieve exoskelet is besteld en komt er aan, zodat in het najaar met experimenteren begonnen kan worden.
Veiligheid en Ethiek
Nieuwe technologieën brengen nieuwe eisen met zich mee op de gebieden veiligheid en ethiek.
Coen van Gulijk en zijn collega’s van TNO onderzochten welke nieuwe veiligheidsrisico’s met robots en cobots het Warehouse binnen komen. Zij ontwikkelden instructies en aanwijzingen over hoe om te gaan met die risico’s. Hoe kun je het preventiebeleid dat de introductie van een AVG, VR-systeem of Exoskelet vergt, inzetten in de algemene veiligheidstechniek, de ‘Bowtie’? De ‘Bowtie’ is een leidend schema (lijkend op een ‘vlinderdasje’) dat ondersteunt bij het ontwikkelen van een veiligheidsaanpak van specifiek benoemde gevaren. De gevaren hier zijn dus de gevaren die gepaard kunnen gaan met de introductie van robots en cobots.
Het lesmateriaal dat nu al klaar is, heeft drie vormen. Er zijn inlegvellen gemaakt voor in het boek dat gebruikt wordt bij het 1e niveau VCA opleiding van managers en veiligheidskundigen. Er is een ‘Mini-cursus veiligheidsbeheer van robots’. Die cursus is bedoeld voor wie naast een VCA-certificaat meer wil weten over het systematisch inrichten van het veiligheidsmanagement bij de invoering van robots. Een ondersteunde video is in de maak.
En het derde product is een prototype van een app. met games. (Zie het filmpje). De ontwikkelaars: Joeri Willemsen van TNO en Marloeke Werst van 21CC hopen met deze mobiele spelletjes de VCA opleiding beter en leuker te maken. Ze zijn bedoeld voor studenten in de cursus ‘logistiek medewerker niveau 2, 3 en 4’. Het spel is er al wel, maar of het werkt zoals bedoeld, moet nog onderzocht worden met studenten van het STC als proefpersoon. Hopelijk zijn zij in september weer fysiek aanwezig om onderwijs te genieten en om aan deze proef in het Sharehouselab mee te doen.
Ziagul Hosseini, AiO bij de Human Performance Management Group van de TU Eindhoven, werkt aan ‘ethische richtlijnen’ waaraan (nieuwe) technologieën in distributiecentra moeten voldoen. Zij heeft een paper geschreven over wat precies bedoeld wordt met ethische richtlijnen voor het implementeren van (nieuwe) technologie in distributiecentra (Zie het filmpje) Deze ethische richtlijnen zijn vervolgens vertaald in concrete werkkenmerken. Door deze werkkenmerken te meten en te relateren aan het welzijn en functioneren van werknemers, kunnen ze als een tool worden ingezet door onder andere werkgevers, werknemers, technologie-ontwerpers en de wetgever om te controleren in hoeverre werkplekken met (nieuwe) technologieën voldoen aan deze ethische richtlijnen. In haar eerste paper benadrukt Ziagul dat werknemers in distributiecentra fysiek én geestelijk op een verantwoorde manier moeten kunnen werken met (nieuwe) technologieën. Het werk met technologie moet – behalve prestaties opleveren – niet geestelijk of fysiek belastend zijn, maar werknemers juist ondersteunen bij het uitvoeren van hun taken. De technologie levert bij voorkeur uitdagend en betekenisvol werk op waarbij er ook sprake is van autonomie en medezeggenschap. De privacy van werknemers moet gewaarborgd worden, de arbeidsverhoudingen, de omgang met en de behandeling van werknemers dienen rechtvaardig te zijn.
Het lijkt zo vanzelfsprekend allemaal, maar denk aan de werknemers van Amazon die door middel van digitale aansturing zo strak aan hun te hoge targets werden gehouden, dat ze niet eens naar de WC konden. Of neem de medewerkers van Deliveroo die door algoritmes gestuurd worden en geen enkele zekerheid hebben omtrent wanneer en hoeveel ze kunnen werken. Momenteel is Ziagul bezig met haar tweede studie waarbij ze werknemers uit distributiebedrijven heeft geïnterviewd. In deze interviews heeft ze gevraagd hoe werknemers deze ethische richtlijnen terugzien in hun dagelijkse werkzaamheden met nieuwe technologieën. Op basis van deze interviews heeft ze een vragenlijst opgesteld voor een ‘dagboekstudie’. Ongeveer 70 werknemers van 3 bedrijven hebben elke dag, gedurende 5 aaneengesloten werkdagen, deze vragenlijst ingevuld. Deze vragenlijst vraagt zowel naar psychosociale werkkenmerken als naar het welzijn en de prestatie van werknemers. Kortom, in deze tweede studie onderzoekt ze in hoeverre er in de logistieke praktijk sprake is van werk dat voldoet aan de ethische richtlijnen.
Voor volgend jaar, 2022, is een labstudie in het STC voorzien om in een gecontroleerde omgeving de effecten van verschillende aspecten van technologie op welzijn, betekenisvol werk en prestaties te onderzoeken. Deze studie zal hopelijk leiden tot meer gedetailleerde inzichten in de effecten van specifieke aspecten van technologie.
Een laatste studie zal zich richten op de vraag of en hoe ‘job crafting’ bij de implementatie van (nieuwe) technologie vorm gegeven kan worden. Met andere woorden, hoe kunnen werknemers zelf vormgeven aan hun werk om het motiverender en minder belastend te maken wanneer (nieuwe) technologieën worden geïntroduceerd op hun werkplek.
Innovatie-adoptie
Hoe creëer je en hoe manage je een organisatie die open staat voor innovaties en er actief mee bezig is? En hoe zorg je er voor dat de medewerkers nieuwe technologieën makkelijk accepteren en willen en kunnen toepassen? Dat zijn de vragen die je stelt als je op zoek gaat naar ‘innovatie adoptie’. ‘We kijken in dit werkpakket naar wat er nodig is op het gebied van management en organisatie van het proces en van het werk’, zegt Peter Oeij van TNO. Peter voert dit deelproject uit samen met collega’s van de Hogescholen Windesheim en Fontys.
In de eerste helft zijn er drie regionale netwerken opgezet van logistieke bedrijven en distributiecentra van grote bedrijven. Vertegenwoordigers van bedrijven uit Zuid-Nederland, uit Rotterdam-Rijnmond en uit Noord-Nederland zijn al een paar keer bijeen geweest als een ‘lerend netwerk’. (Zie de korte impressies van die bijeenkomsten op de webpage: Sharehouse Chroniek). De deelnemers hebben kennis en ervaring uitgewisseld met elkaar en met de onderzoekers van TNO, en de Hogescholen. De volgende onderwerpen zijn tot nu toe besproken: Leidinggeven aan innovaties, Kennis en vaardigheden voor het werk van de toekomst, Adoptie van innovatie en Opleidingen en arbeidsmarkt.
Er zijn zeven casestudies gedaan bij logistieke bedrijven en distributiecentra. In deze studies bezochten onderzoekers het bedrijf gedurende één dag. Zij interviewden een vertegenwoordiger van het management, een HR-functionaris en een leidinggevende op de werkvloer. En zij voerden gesprekken met een of meer medewerkers van de vloer en een of meer personeelsvertegenwoordigers/OR-leden. Deze casestudies leverden inzichten op in hoe bedrijven in de praktijk nieuwe technologie invoeren. Deze kennis wordt gebruikt bij de ontwikkeling van tools en instrumenten voor de sector. Het was ook input voor het opstellen van een vragenlijst: ‘Innovatie-adoptie in de logistiek’. Van deze vragenlijst werd een versie voor uitvoerende medewerkers en een versie voor managers gemaakt. Uit 115 Logistieke bedrijven zijn vragenlijsten teruggekomen, ingevuld door medewerkers en managers.
De onderzoekers bereiden nu een wetenschappelijk en een op de praktijkgericht artikel voor waarin de opgehaalde kennis wordt verwerkt.
In ontwikkeling is ook een op de praktijk gericht serious game genaamd ‘FX’ (spreek uit “Effects”). Organisaties kunnen aan de hand van dit spel bepalen hoe het is gesteld met het innovatief vermogen in de organisatie en welke interventies er kunnen worden ingezet om dit vermogen te ontwikkelen. De game kan worden gespeeld op team-, afdelings- en bedrijfsniveau. De eerste versie van de game is getest met medewerkers bij Fontys. Na de zomervakantie vindt er nog een tweede test plaats en vervolgens worden bedrijven benaderd om de game ook bij hen te spelen.
Wat zijn de eerste lessen die deelnemers van elkaar en van het onderzoek geleerd hebben, tot nu toe? Wat kan innovatie-adoptie bevorderen en wat staat het in de weg?
Uit het vragenlijstonderzoek blijken de volgende bevorderende factoren:
Een bedrijfsstrategie die gericht is op het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten of processen werkt bevorderend. Een strategie met het accent op kostenbesparing op korte termijn, is belemmerend. Adoptie van innovatie gaat soepeler als medewerkers elkaars sterktes kennen en samen alert problemen aanpakken. Kortom, als de organisatie alert en veerkrachtig is.
Goede resultaten voor de adoptie van nieuwe technologie door medewerkers zijn te verwachten als de samenwerking in de teams leidt tot een sociaal veilige omgeving waarin ook kritiek mag worden gegeven. Dat wil zeggen kritiek onderling en naar het management toe. En het gaat hier om samenwerking die tot leergedrag leidt. Ondersteunend leiderschap blijkt heel belangrijk. En het betrekken van medewerkers bij verbeteringen of vernieuwingen werkt heel goed.
De deelnemers aan de lerende netwerken herkenden dit heel goed. Er kwamen vele voorbeelden van succesvolle gezamenlijke aanpakken van vernieuwingen naar voren. Deelnemers onderstreepten het belang van het creëren van een draagvlak, door medewerkers tijdig en goed te informeren. Iemand vertelt: ‘Vaak helpt het als je een kleine groep achter je karretje spant, die trekken de rest dan mee.’
Een andere insteek was nog niet naar voren gekomen: samenwerken met een opleidingsinstelling, zoals het STC. Dat voorbeeld gaf een MKB bedrijf dat eerst goed opgeleide medewerkers moeilijk kon vasthouden of nieuwe werven.
Een algemene les is: er valt wat te kiezen. Het is niet zo dat een nieuwe technologie maar op één manier kan worden toegepast. Het is niet zo dat de toepassing van een nieuwe technologie in alle gevallen en als vanzelf tot dezelfde veranderingen leidt voor de organisatie, voor het proces en voor de aard en het niveau van het werk. Gezamenlijk moeten er keuzes gemaakt worden, bijvoorbeeld over de werkprocessen en de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden en de stijl van leidinggeven.
Maar – vertellen deelnemers – een traditie van korte-termijn-denken in de sector staat vaak in de weg. ‘Hoe kunnen we kosten besparen en de efficiëntie verhogen op korte termijn?’ Dit wordt nog versterkt door een snelle groei van de sector, concurrentie op prijs en werken met smalle marges. Voeg daar aan toe een grote flexibele schil die niet beschikt over de ‘skills for the future’ en ook niet wordt opgeleid. En zie voorts een te kort op de arbeidsmarkt aan geschoold personeel voor de sector. Daar komt tenslotte nog bij dat de druk op de sector in de afgelopen anderhalf jaar veel groter is geworden door de toename van online shopping. Dan begrijp je dat er nogal eens wordt doorgedraafd en naar de ‘waan van de dag’ gehandeld. En toch weten velen wel dat de korte termijn oplossing niet de goede is voor overleven, kwaliteit leveren, goed werkgeverschap en de beste worden in al die aspecten, op langere termijn.
Dit is dus de spanning waar de bedrijven uit moeten zien te komen. Samenwerking tussen bedrijven kan daarbij ondersteunen. En dat geldt ook voor het samen met onderwijs en wetenschap ontwikkelen en delen van kennis.
“In dit werkpakket hebben we niet zo veel last gehad van de beperkingen als gevolg van de corona-maatregelen,” zegt Peter. “We konden heel veel informatie ophalen en kennis delen via het internet. Interviews en netwerkbijeenkomsten deden we via MS Teams”. Maar bij de laatste netwerkbijeenkomsten via MS Teams toonden de deelnemers zich wel heel enthousiast over de mogelijkheid om elkaar voor de volgende bijeenkomst life te ontmoeten en het Sharehouselab te bekijken. Naar Rotterdam komen vanuit Zwolle? Geen bezwaar!
Onderwijs en arbeidsmarkt
Een eerste bevinding van de onderzoekers is er een die stemt tot nadenken. Ze gingen zoeken naar de kennis en vaardigheden benodigd voor werknemers die met nieuwe technologie (gaan) werken in de logistiek. Wat moeten medewerkers op verschillende niveaus kennen en kunnen om goed te werken met AGV’s , robots of cobots, Virtual en Augmented Reality en/of gedigitaliseerde systemen? Hoe breng je dat studenten bij, op de opleidingen?
En wat blijkt? Er zijn grote verschillen binnen de sector in de mate waarin bedrijven nieuwe technologieën al toepassen, vertelt Henri Grolleman van Hogeschool Windesheim. De hele grote jongens, zoals Bol.com en Amazone werken al geruime tijd met robots enz. Maar er is een aanzienlijke groep van traditionele bedrijven, die nog op de gebruikelijke wijze logistieke diensten verlenen. Tot die groep behoren veel MKB bedrijven.
Dat kregen de onderzoekers er uit toen ze interviews gingen doen bij 7 bedrijven. Zij stelden vragen over wat deze bedrijven belangrijke vaardigheden en kennis voor de toekomst vinden. Maar dat weten ze dus nog niet, bij veel bedrijven. En voor zover die bedrijven het kunnen overzien, drukken ze zich uit in hele algemene termen, zoals: ‘digitale vaardigheden’ of ‘analytisch denken’.
Nu hebben de onderzoekers een vragenlijst ontwikkeld om een bredere enquête te doen. Maar het blijkt heel moeilijk om daarvoor deelnemers te vinden vooral uit kleinere bedrijven. Het onderzoek richt zich daarom meer nog op literatuur, vacatureteksten en stagiaires en afstudeerders. Zo moeten de functieprofielen worden ingevuld. Een raamwerk voor een functieprofiel hadden de onderzoekers al eerder gemaakt. Het beschrijft van functies hoe de taken verdeeld zijn, wat mensen moeten kunnen en kennen en wat er gaat veranderen. Daarbij gaat het om functies die benoemd worden in een cao (MBO-niveaus) en in functiebeschrijvingen voor hogere functies.
Bij de ontwikkeling van praktijkgerichte onderwijsprogramma’s (MBO, HBO en WO-niveau) die de ‘skills of the future’ overdragen, wil het onderzoeksteam behalve van deze functieprofielen ook gebruik gaan maken van de faciliteiten van het Sharehouselab en zo mogelijk van lokale Sharehouses. Het optuigen van lokale Sharehouselabs is nog een plan.
Een tweede grote set van vragen houdt verband met de problemen die bedrijven in de logistiek ondervinden met het werven en vasthouden van geschikt personeel en de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Hoe kunnen logistieke bedrijven hun aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt vergroten? Hun ‘imago’ verbeteren? Zichzelf profileren als goed werkgever of te wel aan ‘employer branding’ doen? Hoe kan medewerkers en werkzoekenden een goed loopbaanperspectief geboden worden? En hoe kunnen logistieke bedrijven met succes werknemers uit andere sectoren overnemen en geschikt maken voor het werk in de logistiek?
“We voeren gesprekken met onder andere recruitment- en uitzendbureaus en gebruiken daarbij de functieprofielen, uit het vorige deel van het project”, zegt Fred Nooijen van Fontys Hogeschool. “Welke mensen passen bij deze functies, wat kenmerkt deze mensen? En hoe vind en bind je ze?”. Ook met medewerkers van het UWV is gesproken. Dat gesprek ging over welke zij-instromers voor bepaalde functies te verwachten zijn, over goede voorbeelden en over tools en hulpmiddelen om ‘van baan naar baan transities’ te begeleiden en ondersteunen.
Op basis van dit onderzoek zal het team een toolbox maken en een workshop ‘Employer branding’ opzetten. De bedoeling is dat de workshop door mensen uit de bedrijven zelf worden geleid. Zij krijgen daarvoor een training. Ook stelt het onderzoeksteam adviezen op voor ‘interne branding’, om zodoende ook medewerkers uit bedrijven te enthousiasmeren om zich in te zetten als ‘ambassadeur’ voor de ‘branding’ van hun eigen werkgever.
Een tweede grote set van vragen betreft de problemen die bedrijven in de logistiek ondervinden met het werven en vasthouden van geschikt personeel en de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Hoe kunnen logistieke bedrijven hun aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt vergroten? Hun ‘imago’ verbeteren? Zichzelf profileren als goed werkgever ? Of te wel, hoe kunnen ze aan ‘employer branding’ doen? Hoe kan medewerkers en werkzoekenden een goed loopbaanperspectief geboden worden? En hoe kunnen logistieke bedrijven succesvol werknemers uit andere sectoren overnemen en geschikt maken voor het werk in de logistiek?
“We voeren gesprekken met wervers uit bedrijven en gebruiken daarbij de competentieprofielen”, zegt Fred Nooijen van Fontys Hogeschool. “Hoe zoeken jullie personeel en hoe vormen jullie hen”? Ook met mensen van het UWV is gesproken. Dat gesprek gaat over welke zij-instromers te verwachten zijn, over goede voorbeelden en over tools en hulpmiddelen om ‘van baan naar baan transities’ te ondersteunen.
Op basis van dit onderzoek zal het team een toolbox maken en een workshop ‘Employer branding’ opzetten. De bedoeling is dat de workshop door mensen uit de bedrijven zelf worden geleid. Zij krijgen daarvoor een training. Ook gaat het onderzoeksteams ‘ambassadeurs’ uit bedrijven opleiden om zich in te zetten voor de ‘branding’ van hun eigen werkgever.
Wat doen we toch een gave dingen in dit project!
Paul Preenen Sharehouse Projectleider
Disseminatie en Valorisatie
Zo veel resultaten als maar mogelijk, zijn al verspreid via de website: www.sharehouselab.nl. Dat vertelt Malte Steinhoff van TNO, verantwoordelijk voor disseminatie en valorisatie. Op deze website vindt u: portretten van partners en deelnemers, stukjes over het lopend onderzoek, impressies van de bijeenkomsten van de drie lerende netwerken, voortgangsverslagen en mediaberichten.
Hier zie je dus wat er allemaal is verricht in deze eerste helft met de handen op de rug. Dit brengt algemeen projectleider van het Sharehouse project: Paul Preenen van TNO tot de hartenkreet: ‘Wat doen we toch een gave dingen in dit project!’.
En er is heel goed nieuws. Recent zijn er twee nieuwe projecten gehonoreerd. Deze projecten zullen nieuwe onderzoekslijnen vormen binnen Sharehouse:
In het eerste, het COAST project, gaan Michiel de Looze en collega’s (TNO) samen met partners onderzoek doen naar technische hulpmiddelen voor het geven van werkinstructies aan warehouse medewerkers (COgnitive ASsist Technology). Hoe beïnvloedt het geven van werkinstructies via een technische hulpmiddel, zoals een augmented reality bril, de vereiste vaardigheden in warehousefuncties en de kwaliteit van arbeid daarvan? Wat is het effect op de prestaties van de warehouse medewerker die op deze wijze instructies krijgt? Dat zijn voorbeelden van de onderzoeksvragen. Het werken met dergelijke technische hulpmiddelen zou een bijdrage kunnen leveren aan het verruimen van de arbeidsmarkt voor het werven van onderhouds- en reparatie functies en voor handmatige magazijntaken.
In het TRANSFER project onderzoeken Marieke van der Tooren en collega’s (TNO) samen met partners hoe een aanpak van werving en bemiddeling die gebaseerd is op vaardigheden en competenties (skills-based aanpak) kan leiden tot een betere matching tussen werkzoekenden en werkgevers in de logistiek en hoe deze aanpak het werken in de logistiek aantrekkelijker kan maken, ook voor zij-instromers.
Fietje Vaas,
Chroniqueur van Sharehouse